Home >
Therapie Kind >
Sepsis en vasculaire catheter gerelateerde infecties >
Sepsis
Sepsis
Het sepsis syndroom is een ten gevolge van de aanwezigheid van bacteriën en/of de door hen geproduceerde toxinen duidelijk omschreven klinisch syndroom. Belangrijk zijn symptomen van infectie zoals hypo-/hyperthermie, tachypnoe en tachycardie en kenmerken van verminderde orgaandoorbloeding of orgaanfunctie (bv lactaatacidemie, hypoxie). Bij pasgeborenen zijn de verschijnselen vaak aspecifiek. Na afname van kweken (bloed, liquor en urine) wordt, afhankelijk van leeftijd, gestart met de hieronder beschreven antibiotica.
Bij sepsis met een bekende verwekker wordt na vaststelling van het antibiogram gericht met antibiotica behandeld. De duur van de antibiotische behandeling is afhankelijk van de verwekker.
Verwekker onbekend
NB: bij verdenking anaërobe infectie (buikproblematiek) wordt metronidazol toegevoegd
Verwekker bekend
(bij patiënten met duidelijk focus; zie orgaandiagnose voor therapieduur)
Escherichia coli en andere Enterobacteriaceae
Haemophilus influenzae ß-lactamase negatief
In geval van Haemophilus influenzae type b: Chemoprofylaxe van contacten kan geïndiceerd zijn, met als doel voorkoming van ziekte door eliminatie van dragerschap bij contacten van de indexpatiënt. Zie LCI protocol.
Haemophilus influenzae ß-lactamase positief
In geval van Haemophilus influenzae type b: Chemoprofylaxe van contacten kan geïndiceerd zijn, met als doel voorkoming van ziekte door eliminatie van dragerschap bij contacten van de indexpatiënt. Zie LCI protocol.
Listeria monocytogenes
Neisseria meningitidis
Voor chemoprofylaxe zie ‘Profylaxe meningokokken meningitis’. Chemoprofylaxe is geïndiceerd voor gezinsleden en zeer nauwe contacten.
Staphylococcus aureus
Streptococcus agalactiae (groep B streptokokken, GBS)
Streptokokken (groep A en pneumoniae)
Anaërobe bacteriën (o.a. Bacteroides spp.)
Enterococcus faecalis
* vervolgdosis altijd in overleg met ziekenhuisapotheker op basis van spiegels