Allergische reacties op penicilline komen bij 1–10% van de behandelde patiënten voor. Volgens Gell en Coombs zijn de immunologische reakties in 4 typen in te delen:
Type I | IgE gemedieerd (directe type) |
Type II | ADCC (antistofafhankelijk-celgemedieerde cytotoxiciteit) |
Type III | immuuncomplexen |
Type IV | T-cel gemedieerd (vertraagde type) |
Type I
Dit type penicilline-allergie resulteert in acute urticaria, larynx-oedeem, bronchospasmen en shock. Deze potentieel levensbedreigende reacties treden op bij 0,004–0,015% van de met penicilline behandelde patiënten.
Penicilline IgE antistoffen worden na eerdere toediening gevormd (sensibilisatie). Twee penicilline metabolieten zijn verantwoordelijk voor de sensibilisatie:
- major determinant, penicilloyl-polylysine (PPL, 95% van de gevallen)
- minor determinant mixture (MDM, mengsel van benzylpenicilline en hydrolysaten, 0,5%)
Ernstige en fatale reacties worden minder frequent op jonge leeftijd gezien. Dodelijke afloop na orale toediening is uiterst zeldzaam. De behandeling kan bemoeilijkt worden door eventuele co-medicatie, met name β-blokkers en ACE-remmers. Diagnostiek moet met huidtesten (consult allergoloog) geschieden. Een RAST-test alleen is niet voldoende aangezien dan uitsluitend naar de major determinant gekeken wordt.
Type II
Door binding aan met name erythrocytenmembranen kan lysis optreden. Klinische beelden zijn hemolytische anemie en trombopenie.
Type III
De meest frequent voorkomende vorm van penicilline-allergie. Klassiek beginnen de klachten vanaf de vijfde dag.
Type IV
Dit type wordt nog zelden in zijn klassieke vorm gezien. Vooral werken met penicilline (verpleging) vormt een risico. Plakproeven geven een positieve reactie.
In de dagelijkse praktijk kunnen nog andere huidreacties gezien worden zoals maculopapuleuze erupties, exfoliatieve dermatitis en het syndroom van Stevens-Johnson, waarbij combinaties van type III en IV.
PENICILLINE-ALLERGIE: contra-indicatie wordt frequent gezien in medische dossiers. Hoe terecht deze contra-indicaties zijn valt te betwijfelen. Indien IgG en IgM antistoffen in het spel zijn verdwijnen deze vaak na verloop van tijd. Daarentegen kan specifiek IgE soms zeer langdurig aanwezig blijven. Een positieve huidtest op PPL of MDM vormt een absolute contra-indicatie voor toediening.
Bij absolute indicatie (meningitis) kan een desensibilisatie op de intensive care via bepaalde schema’s (eerst intracutaan etc.) overwogen worden.
Kruisreacties met cefalosporines zijn bekend, dit betreft vooral de eerste generatie middelen. Bij derde generatie middelen is dit < 1%, deze middelen kunnen dan ook meestal gegeven worden. Beelden als Stevens-Johnson en exfoliatieve dermatitis vormen altijd een contra-indicatie.